In de Volkskrant las ik: In de Duitse stad Trier begint een robot vrijdag met het overschrijven van de Bijbel. Hij heeft elf maanden nodig om de circa 3,5 miljoen letters in schoonschrift op het papier te zetten.
'Hij zal ruim tweeduizend vellen volschrijven, 1 liter inkt verbruiken en ruim 1 kilometer papier nodig hebben', zei mediakunstenaar Matthias Gommel, die de Bijbelrobot met collega's heeft geprogrammeerd. Het gaat hier dus om 'kunst', maar daar zal ik het verder niet over hebben. Ik vraag me namelijk af of het wel verstandig is.
Lang geleden las ik het korte sf-verhaal 'The nine billion names of God' van Arthur C. Clarke (uit 1952). De monniken in een Tibetaans klooster hebben zich de taak gesteld de werkelijke namen van het 'Opperwezen' op te schrijven, die zich moeten bevinden onder de negen miljard mogelijke combinaties van negen letters uit hun alfabet. Ze schrijven dus alle mogelijke combinaties op. Ze zijn al driehonderd jaar bezig en verwachten nog vijftienhonderd jaar nodig te hebben. Gelukkig maar, want als ze klaar zijn vergaat de wereld.
Dan komt de lama van het klooster naar een Amerikaans computerbedrijf. Hij wil een computer en twee werknemers inhuren die de taak veel sneller kunnen uitvoeren. Het contract wordt gesloten en de deskundigen gaan in het klooster aan het werk. Als alles prima loopt vertrekken de twee deskundigen, Chuck en George. Als hun vliegtuig boven de Himalaya hangt, zegt George: "Wonder if the computer's finished his run. It was due by now."
Chuck didn't reply, so George swang around in his saddle. He could just see Chuck's face, a white oval turned to the sky.
"Look," whispered Chuck, and George lifted his eyes to heaven. (There is always a last time for everything.)
Overhead, without any fuss, the stars were going out."
Ik wil maar zeggen: religie en computertechnologie zijn geen gelukkige combinatie.
x
Amos Oz – Een verhaal van liefde en duisternis
18 uur geleden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten