donderdag 3 september 2009

Gloeilamp

Heb jij het noorderlicht wel eens gezien? Ik ook niet. Het is in Nederland ook maar zelden te zien. Je moet daarvoor echt in het hoge noorden zijn en je ziet het, als ik goed heb, alleen 's nachts, dus je moet er ook nog eens voor opblijven en natuurlijk moeten er geen wolken zijn. Maar het schijnt prachtig te zijn.

Willem Boevink (columnist) noemt het noorderlicht even in een artikel in Trouw. Het artikel gaat verder helemaal niet over het noorderlicht, maar over de gloeilamp. Boevink noemt de gloeilamp zo’n mooie lamp voor het noordwesten van Europa, landen van het noorderlicht, met Nederland als centrum, met zijn cultuur van open gordijnen: er is nauwelijks een mooier uur voor een stadswandeling dan het uur van de schemering, als in huiskamers de lampen aangaan, met prachtige schijnsels op tafels, vloeren en kleden. Boevink schrijft in zijn nostalgie dus over iets wat hij misschien een heel enkele keer gezien heeft, maar de meeste Nederlanders nog nooit. Laat staan dat ze weten wat het precies is. (Klik hier als je leergierig bent.)

Dat glazen peertje dat we jaren gebruikt hebben gaat zeer onhandig met energie om: minder dan tien procent van de gebruikte elektriciteit levert licht op. De rest resulteert alleen maar in warmte. Dat is natuurlijk niet verstandig zo lang de meeste elektriciteit nog met behulp van fossiele brandstoffen wordt opgewekt. Dat resulteert immers in onnodige opwarming van onze atmosfeer. Binnen afzienbare tijd zijn dus deze energieslurpertjes binnen de hele EU niet meer te krijgen. Boevink heeft daar geen boodschap aan, want gezelligheid staat bij hem hoog in het vaandel. Acht telefoontjes, naar bouwmarkten, doe-het-zelfzaken, lampenwinkels in de stad, leverden precies twee gloeilampen van honderd watt op en toen vloog het me opeens aan: de tirannie van Brussel, de dictaten van Europa. Zo sla je twee vliegen in één klap: je belijdt je liefde voor een verouderd stukje techniek en kunt weer even lekker tegen 'Brussel' trappen.

Er is nog een reden waarom ik het stukje van Boevink wat stuitend vind. Hij zet er als kop boven: Dan dooft het licht. Het was ook allereerst die kop die mijn aandacht trok. Die tekst kwam me namelijk bekend voor. Als Amsterdammer heb ik die talloze malen gelezen. Het is de laatste regel van deze tekst:
een volk dat voor tirannen zwicht
zal meer dan lijf en goed verliezen
dan dooft het licht…

Dat zijn weer de slotregels van een gedicht van H.M. van Randwijk, verzetsheld en medewerker van het, tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergrondse, Vrij Nederland. Die drie regels zijn te lezen op een aan hem gewijd monument op het Weteringplantsoen, vlakbij de (voormalige) Heinekenbrouwerij. Het getuigt naar mijn oordeel van slechte smaak een regel uit die context te gebruiken voor een flutartikeltje over gloeilampnostalgie. Trouwens, als Boevink de spaarlamp, de ledlamp en de tl-buis maar niks vind, kan hij altijd nog teruggrijpen op een paar oergezellige kaarsen of een kneuterig olielampje.
x