zondag 24 mei 2009

Stereotype

Gisteren was het zestig jaar geleden dat de huidige Duitse Grondwet werd ingevoerd, waarmee de Bondsrepubliek Duitsland een feit werd. Ik ben vier keer voor een paar dagen in Duitsland geweest. Ik zou er niet aan denken er een paar weken door te brengen. Dat heeft niets te maken met het feit dat ik tot de laatsten behoor die zich nog iets van de Tweede Wereldoorlog kunnen herinneren. Dat betreft vooral de Hongerwinter. De suikerbieten, de in water gekookte gort en de 'soep' met bloembollen staan me nog altijd goed bij. Ik weet nog dat de ene boom na de andere uit de straat verdween om te worden opgestookt in kleine kacheltjes. Ook alle houten blokjes tussen de tramrails verdwenen. Mijn vader heeft zijn hele leven in de houthandel gewerkt, dus hout hadden we wel. Mij staat nog bij dat hij in die tijd één of meer spoorwegbiels aan stukjes heeft gezaagd. Dat was geen sinecure, want die dingen worden van vrij hard hout gemaakt.

Ik houd niet van Duitsland omdat ik de taal niet mooi vind. Het landschap spreekt me niet aan en de bouwkunst evenmin: teveel barok en neoclassicisme. Duitsers (m/v) vind ik net zo (on)aardig als Nederlanders, Engelsen, Australiërs, Russen etc.

Voor Trouw was het zestigjarig bestaan van Grondwet en Bondsrepubliek een reden om met een flink aantal achtergrondartikelen te komen. Eén daarvan had als kop: 'Zo gezellig zijn Nederlanders niet'. Johan Reuchlin is een 64-jarige Duitser die met een Nederlandse is getrouwd en in Amsterdam woont. Hij heeft een Duitse gewoonte behouden die in Nederland bevreemdend werkt. Terwijl de Nederlander overal en direct in een kameraadschappelijk toon vervalt, als was de wereld een kroeg, blijft Reuling altijd bij het formele 'u'. Dit is weer zo'n typische stereotypie die op drijfzand is gebaseerd. Ik ben, voor wat dat waard is, een echte Nederlander. Ik ben zelfs Amsterdammer en die zijn, beweerdelijk, nog iets meer vrijgevochten dan rest van de Nederlanders. Merkwaardig genoeg heb ik er heel erg aan moeten wennen dat iedereen maar 'jij' en 'jou' tegen me ging zeggen. Dat iedereen tutoyeren is een vrij recent verschijnsel. Iets meer dan dertig jaar geleden, toen ik bij de Ziekenfondsraad werkte, begon het net in zwang te raken dat een chef zei dat je wel 'jij' en Piet tegen hem mocht zeggen. (Mijn chef heette overigens Joke. Op een totaal personeelsbestand van ruim driehonderd personen, was ik de enige man met een vrouwelijke chef, met wie ik het trouwens uitstekend kon vinden.) Kort daarna ging ik bij de Haagse ziekenfondsen werken. Het was daar nog heel gewoon dat collega's die op één kamer werkten elkaar met 'u' aanspraken. De secretaresse die ik met mijn baas deelde sprak ik aan met 'mevrouw'.

Annette Birschel is een Duits journaliste. Ze woont en werkt al dertien jaar in Nederland. "Zó heel erg gezellig en tolerant zijn de Nederlanders nu namelijk ook weer niet, zegt Birschel, terwijl ze uit haar boek ('Waar zijn de bitterballen?) wat statistieken opdiept. "Vijftig procent van de Nederlander is voor een verbod op softdrugs, 42 procent voor invoering van de doodstraf en 11 procent wil het homohuwelijk afschaffen." Annette is nog geen vijftig en heeft kennelijk geen probleem met dat getutoyeer. Zou dat probleem iets met generatieverschil te maken kunnen hebben en niets met nationale identiteit? Ik vraag het maar.
x