woensdag 19 mei 2010

Minderheid

Over geloof valt, net als over smaak, niet te twisten. Ik ga wel eens een discussie aan met een gelovige, maar weet van tevoren dat we het niet eens zullen worden. Dat vind ik geen bezwaar, want de discussie op zich kan best aardig zijn en ertoe leiden dat je ook je eigen argumenten weer eens wat kritisch beziet, afzwakt of aanscherpt. Dat is op zich al waardevol, omdat het kan voorkomen dat je tot fundamentalisme vervalt.

In en artikel in Trouw kijkt Win D.T. Bück (over wie ik geen nadere bijzonderheden kon vinden) terug op een reeks artikelen in deze krant over geloof en atheïsme. Bück stelt - terecht, denk ik - dat beide kampen hun fundamentalisten kennen. Een betekenis van geloof is volgens Bück het openstaan voor een hogere werkelijkheid en bedoeling, een innerlijke gesteldheid waarbij je in jezelf een vonk of vlam voelt en op de een of andere manier gehoor geeft aan je verlangen of heimwee naar het numineuze. Friedrich Schleiermacher schreef ooit dat religie de hunkering van de ziel naar het onmogelijke, het onbereikbare, het onvoorstelbare is. ('Numineus' moest ik opzoeken. Numen=onpersoonlijke hogere macht die zich in iets manifesteert; numineus=het karakter van een numen dragend; aanduiding van de irrationele bestanddelen in het heilige, het 'gans andere'.) Even verder schrijft Bück: De schrijfster Annemarie Postma bedoelt met spiritualiteit dat je je ware hogere of Goddelijke zelf wilt leren kennen, contact wil maken met dat deel in jou dat eeuwig en onveranderlijk is. Daarvoor heb je geen tussenpersoon als priester, bisschop of paus nodig. In zo’n geesteshouding kan ook interesse ontstaan en een plaats ingeruimd worden voor andere transcendentale zaken zoals paranormale verschijnselen of bijna-doodervaringen.

Het is, geloof ik, modern wanneer je gelooft dat er 'iets' is ("... more things in heaven and earth, Horatio, Than are dreamt of in your philosophy") jezelf 'spiritueel' te noemen. Dat kan van religieuze aard zijn, maar hoeft niet per se. Ik heb wel het idee dat zichzelf spiritueel noemende mensen minder geneigd zijn tot fundamentalisme en dat is al heel wat. Maar spiritualiteit zegt mij net zo veel als geloof. "Hogere werkelijkheid en bedoeling" is voor mij hetzelfde als "God". Hetzelfde geldt voor "hogere of Goddelijke zelf". Waar zit dat deel in mij "dat eeuwig en onveranderlijk is."? Over paranormale verschijnselen heb ik het hier al vaker gehad. Ik accepteer dat mensen een bijna-doodervaring hebben, maar ik accepteer niet zomaar dat die een bewijs zijn voor een leven na de dood.

Vermoedelijk behoor ik tot een minderheid. Die minderheid noemt zich noch religieus, noch spiritueel. Leden van die minderheid weten ook niet hoe en waar het allemaal  begonnen is en waar het eindigt, wat de oorzaak is en wat het doel (als er een doel is). Ze accepteren dat ze (en al het andere wat leeft) er gedurende enige tijd zijn en proberen daar het beste van te maken. Waarom zou dat niet voldoende zijn?
x