zaterdag 26 juni 2010

Jeugd (7)

Hoewel het overgrote deel van mijn voorgeslacht in Drenthe woonde, durf ik, Louis Couperus parafraserend, te zeggen: "Zo ik iets ben, ben ik een Amsterdammer." Het Amsterdam van mijn jeugd is ruwweg het Amsterdam binnen de huidige A10. Buitenveldert, Geuzenveld, Slotervaart, Slotermeer, Osdorp: het waren grotendeels weilanden, de Bijlmer was nog een gewone polder en geen deel van Amsterdam. Sloten en Sloterdijk waren voormalige dorpen aan de rand van Amsterdam. Er was al een NS-station Sloterdijk, een stationnetje met twee perrons, een paar honderd meter ten oosten van het huidige station.

We fietsten wel eens naar Zandvoort, maar we gingen ook dikwijls naar de Waterleidingduinen met de 'Haarlemse Tram', ook wel 'Blauwe Tram' genoemd. Die liep vanaf Sloterdijk gelijk aan het spoor, maar had als voordeel boven de trein, dat hij de centra van Amsterdam (het Spui) en Haarlem verbond. Binnen Amsterdam maakte hij gebruik van de tramrails, maar omdat hij een smaller spoor had, was er binnen die tramrails een extra rail aangebracht. Het laatste overblijfsel daarvan is nog altijd te zien op de brug bij de Nassaukade tussen de Rozengracht en de De Clerqstraat. De 'Haarlemse Tram' reed door tot Zandvoort, maar wij stapten uit in Bentveld, van waaruit we zo de Waterleidingduinen in liepen.

In het historische centrum van Amsterdam is sinds mijn jeugd weinig veranderd. Dat centrum ligt binnen de Singelgracht, die niet verward moet worden met het Singel, waaraan de bloemenmarkt ligt. De Singelgracht is de gracht waaraan o.a. de (voormalige) Heinekenbrouwerij en het Rijksmuseum liggen. Een deel van de vroegere 'Jodenbuurt', is opgeofferd aan de aanleg van de metro naar de Bijlmer. Een ander stukje oud Amsterdam moest plaats maken voor de Stopera. Wat ik ook nog altijd mis is 'De Galerij' bij het Frederiksplein. Die was het overblijfsel van het 'Paleis voor de Volksvlijt', dat in 1929 door brand verwoest werd. Die Galerij, waarin zich wat onduidelijke winkelpanden bevonden, had voor ons jongetjes altijd iets geheimzinnigs. De Galerij werd in 1961 afgebroken om plaats te maken voor de nieuwbouw van De Nederlandsche Bank, op die plek een afschuwelijk lelijk gebouw.

Ongeveer op de plaats waar nu de Utrechtsebrug over de Amstel ligt, die toegang geeft tot de A2, was in mijn jeugd een gemeentepont. Aan de overkant lagen een gasfabriek en de Watertoren. De pont was gratis, net als nog steeds de IJponten, en had een kajuit. Er waren dagen dat wij gedurende enige tijd heen en weer voeren. Het hing een beetje van (het humeur van) de schipper af hoe lang we getolereerd werden.

Zwemmen deden we in het De Mirandabad, een kwartiertje lopen van huis. Het was een (onverwarmd) openluchtzwembad, met een mannen- en een vrouwenafdeling. Beide hadden een diepe, een ondiepe en een schoolbad, waar groepsgewijs zwemles werd gegeven. Als jongens mochten wij niet in de meisjesafdeling komen, de meisjes wel bij 'ons'. Dat vonden wij zeer oneerlijk, naast andere bezwaren. We konden onze visuele schade inhalen op de zonnevelden: die waren beide 'gemengd'. Een populaire bezigheid, voor de jongens, was 'billetjetikken': hollend sprong je over meisjes heen die op hun buik lagen en tijdens de sprong gaf je met een voet een licht tikje op de billen van het meisje. Wij brachten hele dagen in het zwembad door, brood en limonade mee. Als ik mij goed herinner was de toegangsprijs een kwartje. Via school kon je, voor een luttel bedrag, een kaart aanschaffen, waarmee je op de vrije woensdag- en zaterdagmiddagen en in de vakanties, reeds voor een dubbeltje een hele dag daar kon doorbrengen. Een deel van het openluchtbad is nog steeds in gebruik, maar al jaren geleden is er zo'n tropisch zwemparadijs naast gebouwd. Er zijn plannen om dat nog 'mooier' te maken.

Bijzonder was het stuk tramroute op de Noorder Amstellaan, die later Chuchilllaan werd. Dat was - en is nog - een brede laan met twee rijstroken, gescheiden door een plantsoen. Lijn 25 reed daar en rijdt daar nog steeds, ook aan weerszijden van het plantsoen. Het merkwaardige was echter dat hij aan beide zijden tegen het overige verkeer in reed. Volgens mij is pas ergens eind vijftiger jaren de rijrichting van de tram in overeenstemming met het overige verkeer gebracht.

"De Amsterdammers zijn humoristen", zeiden ze. Het prototype van de Amsterdamse humorist was in mijn jeugd de tramconducteur. Ik ben Amsterdammer, maar geen chauvinistisch Amsterdammer. Reeds in mijn jeugd, toen ik ook al vaak in de tram zat, vroeg ik mij af, waarom ik zelden of nooit zo'n humoristische conducteur aantrof. In een rijmbundel die ik heb komt een rijm voor dat begint met "Geen rotter dam dan Amsterdam". In een bundel uit 1953 ('Pierement') met stukjes van diverse schrijvers staat een stukje van Eric van der Steen, dat als volgt begint: "De provinciaal in mij (met andere woorden: ik) had kortgeleden een aardig ogenblik, toen een geboren en getogen Amsterdammer zei, dat er maar één Amsterdam was, en toen een inwoner van Hengelo (O.) daarop antwoordde: "Ja, gelukkig dat er niet twee zijn ..." Je bent Amsterdammer als je dat ook leuk vindt.
x