zaterdag 3 oktober 2015

KENNIS

Vroeger zat kennis in je hoofd en in boeken, nu in de computer. Dat vraagt om een nieuw soort onderwijs: meer keuzevrijheid, minder stampen. Op school vinden ze het prima. (Onderstreping toegevoegd.) Zo begint een artikel in Trouw over het advies van het Platform Onderwijs2032.

Dat lijkt ontzettend eigentijds: niet alles uit je hoofd leren, want met een klein beetje moeite kun je alles via Google te weten komen. Nou, zo nieuw is dat echt niet. Meer dan vijftig jaar geleden volgde ik de kweekschool. (Zo noemden ze vroeger wat nu de Pedagogische Academie is.) Toen werd mij al verteld dat het niet nodig is alle topografische kaarten van Nederland uit je hoofd te leren. Je moest leren hoe je de index van een atlas moest gebruiken. Je moest ook weten hoe je woordenboeken en encyclopedieën moest gebruiken.

Oké, niet iedereen had de dikke Van Dale en de Winkler Prins, zelfs niet de Bosatlas,  direct bij de hand, maar vrijwel iedereen kan nu wel á la minute googelen. Het kan allemaal wat sneller en je hebt meer gegevensbronnen bij de hand. Maar dat is een praktisch, geen principieel verschil met hoe het vroeger ging. Het blijft handig om bepaalde zaken erin te 'stampen', zodat je niet steeds weer hoeft op te zoeken of het nu 'hun hebben' of 'hun heeft' is. En hoe meer parate kennis je hebt, hoe sneller je iets via Google kunt vinden. Ik ben nog altijd blij dat op de kweekschool de Nederlandse taal, naast Opvoedkunde, een hoofdvak was. Gelukkig weet ik daardoor zo veel van taal dat ik ook weet wanneer ik, via het Internet, een woordenboek of grammaticale regels moet consulteren.