donderdag 13 januari 2011

Mishandeling

We maken ons terecht bezorgd en kwaad over seksueel misbruik van kinderen door rooms-katholieke geestelijken of medewerkers van de kinderopvang. In Het PAROOL las ik een kort ANP-bericht: Tussen de 100.000 en 170.000 kinderen zijn ieder jaar het slachtoffer van mishandeling. De daders zijn vaak ouders. Waar blijft de massale woede? Of zijn we er al aan gewend? Of wachten op het volgende té erge incident? Of denken we dat daar wel voor gezorgd wordt? Dat laatste valt ook wat tegen. In diezelfde krant staat in een ander artikel: Jeugdzorginstellingen blijven te lang hopen op de medewerking van ouders. Daardoor zijn zij onvoldoende in staat om adequaat in te grijpen bij meldingen van mogelijke kindermishandeling.
x

Onschendbaar

Nederlandse parlementsleden kunnen in Nederland in principe in vergaderingen van de Eerste en Tweede Kamer alles zeggen wat ze voor de kop komt: ze mogen liegen, ze mogen beledigen, ze mogen discrimineren, noem maar op. Het staat zo in artikel 71 van de Grondwet: "De leden van de Staten-Generaal, de ministers, de staatssecretarissen en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging, kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergaderingen van de Staten-Generaal of van commissies daaruit hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd." Dat is natuurlijk een goede regeling, die we parlementaire onschendbaarheid noemen.

Bij haar afscheid als lid van de Tweede Kamer heeft Femke Halsema voorgesteld die onschendbaarheid wat uit te breiden. Die zou ook moeten gelden als parlementariërs elders - in interviews, talkshows, debatten met 'het volk' - iets zeggen. Je bent immers 24 uur per dag parlementariër. Gerdi Verbeet, voorzitter van de Tweede Kamer, voelt daar wel wat voor.

Ik ben niet zo'n dwarsligger, dus Femke en Gerdi kunnen op mijn onverdeelde steun voor uitbreiding van die onschendbaarheid rekenen. Voor alle zekerheid wijs ik nog even op een passage in artikel 71: "andere personen die deelnemen aan de beraadslaging". Ik lees daarin dat ik, in het onvoorstelbare geval dat een Kamercommissie mij oproept om iets tegen haar te zeggen, voor alles wat ik tijdens de vergadering zeg net zo onschendbaar ben als de Kamerleden. Wanneer ze de onschendbaarheid van Kamerleden wat gaan uitbreiden, moeten ze dus ook de onschendbaarheid van de kritische, participerende burger - dat ben ik ook 24 uur per dag - wat uitbreiden. Want stel nou dat ik naar een verkiezingsbijeenkomst ga waar een Kamerlid in al zijn/haar onschendbaarheid iets zegt wat mij tot in het diepst van mijn ziel beledigt, dan moet ik toch bij die zelfde gelegenheid in staat zijn even onschendbaar ook van alles te zeggen wat maar voor mijn kop komt, hoe beledigend, discriminerend, leugenachtig of wat dan ook. Het lijkt me geen sinecure om dat in een sluitende wetstekst vast te leggen.
x