vrijdag 18 juni 2010

Jeugd (3)

Terugdenkend aan mijn jeugd, kan ik natuurlijk niet voorbijgaan aan het geloof en de kerk. Ik kom uit een orthodox gereformeerd gezin. Dat betekende in de eerste plaats, zodra ik oud genoeg was, tweemaal per zondag naar de kerk. Eerste Kerstdag werd als zondag beschouwd, dus ook twee maal naar de kerk; op Tweede Kerstdag was één keer genoeg. Het komt niet zo vaak voor, maar als Eerste en Tweede Kerstdag op vrijdag en zaterdag vielen, gingen we dus in drie dagen vijf keer naar de kerk.

Slechts weinig dominees waren goede sprekers en de inhoud van de preek ging hoe dan ook, zeker in de beginjaren, geheel aan mij voorbij. In Amsterdam had je dan nog het voordeel, dat je niet elke zondag dezelfde dominee op de preekstoel had. Een preek duurde al gauw drie kwartier en werd onderbroken door een 'tussenzang'. Wij kregen altijd drie pepermuntjes mee, die voor enige opvrolijking moesten zorgen. Er werd drie maal gecollecteerd: twee maal tijdens de dienst, onder het zingen van een psalm, en bij de uitgang. Daarna kwam dan nog het 'offerblok'. Het geld daarin was voor de evangelisatie. We kregen altijd drie dubbeltjes en een stuiver mee.

De rest van de zondag was ook niet altijd even boeiend. Wanneer het redelijk weer was mocht je de deur uit, maar veel meer dan wandelen kon er niet gedaan worden. De Here God scheen fietsen op zondag niet te kunnen waarderen. Een ijsje kopen als het warm was kon ook niet, want dan liet je een ander op de dag des Heren werken. Om dezelfde reden was gebruik van het openbaar vervoer op zondag verboden. (De kerk lag gelukkig op slechts een paar honderd meter afstand.)

Met film lag het in die tijd (in onze kring dan) wat merkwaardig. Naar de bioscoop mochten we niet, behalve naar de Cineac in de Reguliersbreestraat. Daar had je doorlopende voorstellingen van ongeveer een uur, bestaande uit nieuwsfilms, een documentaire en meestal een tekenfilm. Maar naar een speelfilm kijken was verkeerd. Dat was weer niet verkeerd als er, wat af en toe gebeurde, een speelfilm werd gedraaid in de aula van de kerk. Kennelijk had de omgeving een zuiverende werking. De allereerste speelfilm die ik met toestemming van mijn ouders in de bioscoop (Alhambra, die bestaat niet meer) heb gezien had Maarten Luther als hoofdpersoon. Dat onderwerp maakte het toch wat dubieuze karakter van medium en vertoningsplek weer helemaal goed. Rond die tijd (1953) ben ik met mijn oudste broer voor het eerst stiekem naar een bioscoop gegaan: de Cineac op het Damrak (nu al jaren een speelhal). Het was op een Koninginnedag en in de drukte konden we wel onopgemerkt blijven. Het was een avonturenfilm die in Alaska speelde, met veel wildwaterkanoën dus. Niet veel later ben ik nog eens met een vriend op zondag i.p.v. naar de kerk naar de bioscoop gegaan. Met kloppend hart, dat wel. Rond de tijd dat ik een jaar of zestien, zeventien was begon bioscoopbezoek (op weekdagen) langzamerhand geaccepteerd te worden.

Kaartspelen (met 'het prentenboek van de duivel') lag heel genuanceerd. Door de week kon het, maar op zondag kon je dan wel vier heren in de hand hebben, maar die vijfde Heer zag dat toch liever niet. Kwartetten kon en ook 'Stap op' was geen enkel probleem. Ganzenbord, Halma en 'Mens erger je niet' konden zonder meer door welke goddelijke beugel dan ook.

Aan één onderdeel van het toenmalige gereformeerde leven heb ik veel te danken: de 'Jongelingsvereniging op gereformeerde grondslag', kortweg JV op GG. Je was lid van je zestiende tot rondweg je vijfentwintigste. Het was een soort studie- en debatclubje, dat wekelijks in een van de kerkzaaltjes bij elkaar kwam. Voor de pauze werd een bijbels onderwerp, na een 'inleiding' door één van de leden, besproken en bediscussieerd, na de pauze een seculier onderwerp. Ik heb daar geleerd te discussiëren, standpunten in te nemen en te verdedigen en andere standpunten te ontkrachten. Diverse van mijn huidige vrienden waren lid van dezelfde club. Die was, voor die tijd en omgeving, behoorlijk progressief van aard: wij gingen na afloop, rond 22.00 uur, naar de kroeg. Daar werd om ons heen schande van gesproken. Niet door mijn ouders overigens: als we maar vóór middernacht (dan begon de zondag) de kroeg verlieten.

Voor de goede orde: ik kijk zonder enig gevoel van frustratie of wrok terug op mijn gereformeerde opvoeding. De belangrijkste oorzaak daarvan is dat ik noch thuis, noch op de christelijke scholen die ik bezocht, op mijn vragen en/of meningen werd afgescheept met: "Dat is zo. Mond dicht verder." Ik werd niet bestraft, men probeerde mij het nodige uit te leggen. Het was rechtlijnig (en dat ben ik ook nog steeds), maar niet fundamentalistisch. Over dat laatste heb ik elders wat geschreven.
x
x