donderdag 18 april 2013

Op jacht


De jager in mij is wakker geweest. Mijn prooi: woelratten. Die mormels bewonen het talud aan de zijkant van mijn tuin. Ze graven gangen, duwen bergen grond omhoog, vreten aan de wortels van planten en bomen en ze jongen er stevig op los. Dat moest maar eens afgelopen zijn dus ik heb ze de wacht aangezegd. Dat begon met flessen zonder bodems onder een hoek van 35 graden in de gangen te zetten. De geluidstrillingen die daardoor ontstaan zouden ze tot waanzin moeten drijven waardoor ze zouden gaan verkassen naar de buren. Dat werkt overal, behalve bij mij. Mollenklemmen dan maar. Drie van die dingen gekocht en geplaatst. Vol verwachting klopte mijn bloeddorstige hart. Maar ze doen het niet. In die klemmen lopen. Daar bedacht ik het volgende op. Ik legde een stuk gang bloot. Vulde dat over een lengte van een centimeter of vijftig op met zand en legde een klem daar vlak achter. Vervolgens de boel weer afgedekt. In mijn gedachten kwam dat beest door die gang aanhollen, stootte in het stikdonker zijn kop tegen de verstopping, sloeg aan het graven om na een klein half metertje zo mijn klem in te duiken. Wat denk je? BINGO! Ik haalde een week later de tegel omhoog waar die klem onder lag en daar zat ‘ie, de rotzak. Punt was even dat hij zich nog maar net moest hebben vastgelopen. Hij was nog niet dood en hij ging behoorlijk te keer. Hij was ook groter dan ik had gedacht. Wat nu? De tegel terugleggen en een week wachten? De tegel een kwart slag draaien en laten vallen? Een groot mes halen, of een paaltje? Ik had gelezen dat je voorzichtig moest zijn want ze bijten gemeen en je kunt dan een hele vieze ziekte oplopen. Maar ja, die jager in mij riep om daadkracht. Wie A zegt, zegt vervolgens B, toch? Terwijl ik stond te bedenken hoe ik mijn vangst uit zijn lijden zou gaan verlossen, draaide hij zich ineens los uit die klem. Ik schrok me het lazarus en sprong een meter naar achteren. Hij rende het talud af en verdween onder de schutting naar de buren. Dat had ik dan weer wel bereikt. Gelukkig had niemand het gezien. Sta je toch voor paal. Voor je het weet circuleer je in een filmpje op het Internet. Ga je de wereld over als de “rattenvangert  van de (straatnaam)”. Ik moest er eigenlijk wel een beetje om grinniken en in mijn hart was ik ook wel een beetje blij dat het probleem zichzelf had opgelost. Ik heb een schep gepakt, de gaten gedicht, de tegels teruggelegd en toch ook maar de jager in mij begraven. Ik vermoord alleen nog maar muggen. En vliegen. En wespen. En mieren. Held die ik ben.