woensdag 18 april 2018

SUIKERBIET

Tijdens de Hongerwinter heb ik - en hebben uiteraard mijn ouders en broers en zussen - diverse malen suikerbiet gegeten. Mijn moeder raspte die en bakte er vervolgens een soort taart van. Ik vond het, geloof ik, best lekker. Ik zou best nog eens een stuk suikerbietentaart willen eten, maar wie bakt die nog?

Ik kom op die suikerbiet omdat ik regelmatig een e-mailtje krijg van het Instituut voor Nederlandse Taal, waarin melding wordt gemaakt van allerlei taalwetenswaardigheden. Het mailtje van vandaag ging onder meer over (de herkomst van) het woord rins/rinsig. Ik leerde dat woord kennen in mijn jeugd omdat we regelmatig ons brood besmeerden met "rinse appelstroop". Er wordt ook wel gesproken van "rinsige koffie", maar rins heeft niets te maken met koffie, wel met wijn.

De wijn uit het Rijngebied werd Rijns(ch)e of Rins(ch)e wijn genoemd en stond bekend om zijn licht zure smaak. Het woord Rins(ch) werd steeds minder met de wijn en steeds meer met de licht zure smaak geassocieerd. Weinig mensen zullen rinsig associëren met koffie, veel meer met appelstroop. Dat die appelstroop licht zurig smaakt, wordt veroorzaakt door het feit dat deze voor 70 procent uit suikerbiet bestaat. "Pure appelstroop zou namelijk veel zuurder samken." Het is dus eigenlijk suikerbietenstroop met een beetje appel.

Rinse appelstroop past dus niet zo goed in een eigentijds dieet.