In een column in
de Volkskrant lees ik dat
over een maand ieder restaurant over ieder gerecht moet vermelden of er pinda, noot, gluten, lactose, vis, ei, soja, schaaldier, weekdier, selderij, mosterd, sesamzaad, sulfiet of lupine in zit. Verandert de kaart daarvoor te vaak, dan moet er altijd iemand aanwezig zijn met een allergie-diploma.
Ik heb natuurlijk mazzel dat er, voor zover ik weet, geen enkel voedingsmiddel of -supplement is waarvoor ik allergisch ben en kan in een restaurant alles bestellen wat me lekker lijkt. Maar zo langzamerhand ga ik me toch afvragen hoe ver we willen gaan met onze regelgeving. Bij mij is ooit allergie voor katten, honden en paarden vastgesteld. Een paard kom ik zelden tegen, maar in de lift in de flat, waarin ik woon kom ik wel eens een hondje tegen. Een medebewoner kom ik wel eens tegen met een kat aan een riem. In het openbaar vervoer worden ook wel eens honden meegevoerd. Moet dat allemaar maar mogen?
Allergieën bestaan al wat langer dan dan al die theorieën die je tegenwoordig kunt lezen over wat je wel en niet moet eten. Iemand die allergisch is voor selderij weet dat en zal dus geen bak snert bestellen, want de kans is groot dat er knolselderij in zit.De meeste mensen met een allergie zulen daar, neem ik aan, zelf wel op letten.
Als het over te veel vet, zout en suiker gaat, beperkt de overheid zich tot het gevn van adviezen en voorlichting, waar een groot deel van de bevolking niets mee doet. Waarom ineens wel die strenge regels voor pinda's, noten en lupine?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten