Dit was Salty's begin:
De Zee Was Die Dag Ver (een doorschrijf verhaal)
De najaarszon weerkaatste schel in de met sneeuw bepoederde duinen.
Ze was blij dat ze haar Meindl wandelschoenen aan had gedaan in plaats van haar favoriete zwarte Uggs.
Nu had ze tenminste goed grip op het smalle paadje dat tussen de heide en de gladde duinen liep.
Onder de witte schoonheid lagen verradelijke mosjes die, in natte en koude tijden, het effect hadden van een glijbaan. Voor je het wist lag je horizontaal onderuit.
De scherpe koude oostenwind sneed in haar gezicht en deed haar ogen tranen. Ze rilde, en niet alleen van de kou.
De woorden die hij geschreven had stonden op haar netvlies gegrift.
Als in een eindeloos refrein herhaalden de woorden zich één voor één.
'Het lijkt me beter dat ons contact stopt gezien het feit dat we teveel verschillen qua niveau. '
Hij gebruikt de oude spelling nog, dacht ze bitter, net als alles eigenlijk oud aan hem was.
Zijn kleding was gedistingeerd maar te stijf voor zijn leeftijd.
Zijn houding was kaarsrecht en zijn pas waardig, zodat kon je zien dat hij zichzelf hoog achtte.
De blik in zijn ogen was altijd scherp maar, toen ze er goed op ging letten, kil.
Hij heeft een vogelenkop, dacht ze, met een jagersblik. Een havik.
Niets ontziend. Meedogenloos. Zo gaat hij op zijn doel af.
De zinnen die volgden waren net zo kil, niets ontziend en vooral; meedogenloos.
Ze voelde de tranen in haar ogen prikken en dit keer wist ze dat het niet door de schrale oostenwind kwam.
Het strand lag er verlaten en troosteloos bij. Zelfs de schelpen waren ondergedoken onder het zilte goud.
Een meeuw krijste traag zijn gezang waarop geen antwoord kwam.
Haar ogen tuurden naar de zee die mijlenver weg leek te zijn.
Zelfs de zee trekt zich terug , dacht ze treurig.
Het leek alsof haar wereld enkel nog bestond uit vage contouren...
De najaarszon weerkaatste schel in de met sneeuw bepoederde duinen.
Ze was blij dat ze haar Meindl wandelschoenen aan had gedaan in plaats van haar favoriete zwarte Uggs.
Nu had ze tenminste goed grip op het smalle paadje dat tussen de heide en de gladde duinen liep.
Onder de witte schoonheid lagen verradelijke mosjes die, in natte en koude tijden, het effect hadden van een glijbaan. Voor je het wist lag je horizontaal onderuit.
De scherpe koude oostenwind sneed in haar gezicht en deed haar ogen tranen. Ze rilde, en niet alleen van de kou.
De woorden die hij geschreven had stonden op haar netvlies gegrift.
Als in een eindeloos refrein herhaalden de woorden zich één voor één.
'Het lijkt me beter dat ons contact stopt gezien het feit dat we teveel verschillen qua niveau. '
Hij gebruikt de oude spelling nog, dacht ze bitter, net als alles eigenlijk oud aan hem was.
Zijn kleding was gedistingeerd maar te stijf voor zijn leeftijd.
Zijn houding was kaarsrecht en zijn pas waardig, zodat kon je zien dat hij zichzelf hoog achtte.
De blik in zijn ogen was altijd scherp maar, toen ze er goed op ging letten, kil.
Hij heeft een vogelenkop, dacht ze, met een jagersblik. Een havik.
Niets ontziend. Meedogenloos. Zo gaat hij op zijn doel af.
De zinnen die volgden waren net zo kil, niets ontziend en vooral; meedogenloos.
Ze voelde de tranen in haar ogen prikken en dit keer wist ze dat het niet door de schrale oostenwind kwam.
Het strand lag er verlaten en troosteloos bij. Zelfs de schelpen waren ondergedoken onder het zilte goud.
Een meeuw krijste traag zijn gezang waarop geen antwoord kwam.
Haar ogen tuurden naar de zee die mijlenver weg leek te zijn.
Zelfs de zee trekt zich terug , dacht ze treurig.
Het leek alsof haar wereld enkel nog bestond uit vage contouren...
Dit was mijn vervolg:
'De zee trekt altijd aan, hè?'
Geschrokken draaide ze zich om, maar er stond niemand achter haar. Ze had het toch duidelijk gehoord? Ze was alleen geschrokken van het onverwachte, niet van de stem zelf. Die klonk ... nee, niet uitgesproken vrouwelijk, wel vriendelijk. Er zat ook iets bekends in. Maar waar was hij vandaan gekomen?
'Je moet met jezelf in gesprek komen', had de spirituele coach gezegd tijdens die workshop in Hoenderloo. Het was zo'n prachtig najaarsweekend geweest, begin oktober. Ze was wel toe aan een gesprek met iemand anders dan met hem. Nou ja, gesprek: hij sprak en zij moest vooral luisteren en beamen. Wat ze vooral niet moest zeggen was 'Ja, maar ...' Voor ze verder kon gaan was hij al weer aan het woord.
Dat lange weekend in Hoenderloo had haar goed gedaan. Er waren lieve, luisterende mensen om haar heen geweest. Ze had weer ervaren hoe plezierig het was een flink eind te wandelen. Daar was ze thuis mee doorgegaan.
'Ga je al weer weg?' had hij na een paar dagen gevraagd.
'Ja, ik probeer wat aan mijn conditie te doen.'
Tijdens die wandelingen had ze veel met hem 'gepraat', maar dan was zij aan het woord. Dan kon ze precies duidelijk maken wat zij ergens van vond en, nog belangrijker, wat haar gevoelens waren. Dan kon ze hem vertellen dat ze zo graag die gevoelens weer terug wilde die ze zich herinnerde uit de tijd dat ze elkaar ontmoet hadden. Er was die week geweest op dit zelfde eiland, in dat kleine tentje waar je wel dicht tegen elkaar aan moest liggen. Die keer dat hij haar midden in de nacht had wakker gemaakt om in zee te gaan zwemmen. De zee was net zo ver geweest als nu, toen ze onder aan het duin hun kleren uittrokken. Hand in hand waren ze er heen gelopen. Het was windstil. De golven moesten ze zelf maken.
Het leek of hij daar weer liep langs de waterlijn, zoals hij daar toen gelopen had. Geen nette broek, zelfs geen zwembroek. Idealen in plaats van ambities. Geen haviksklauwen, maar een uitgestoken hand die over haar rug gleed.
'Ik ben niet zo ver.'
De stem klonk nu niet achter haar, maar voor haar. Het leek haast een uitnodiging. Ze deed een paar aarzelende stappen naar beneden en bleef weer staan. Hem zag ze niet meer, maar wat trok haar aan?
'Je weet toch waarom je hier gekomen bent?'
Ja, dat wist ze. Daarom was ze niet naar de boot gegaan die haar terug zou brengen. Ze wilde niet terug. Ze wilde naar huis. In die richting begon ze te lopen.
'Het contact was allang gestopt', zei ze tegen hem. 'Maar ik weet dat je er ergens nog bent. Daarom kom ik je naar je toe, want bij jou wil ik wel zijn. Nee joh, het water is helemaal niet koud. Daarboven is het nog veel kouder. Je hebt geen last meer van die koude wind. Ja, sla je arm maar om me heen. We gaan samen verder.'
x
Jouw verhaal maakte even stil ( en dat wil heul wat zeggen voor dit kwebbelbekkie ).
BeantwoordenVerwijderenOm terug te komen op de muziek van The Band... jaah... heerlijk.
Ooit 2 cd's gekregen van -inmiddels ex- vriend, maar draai de muziek nog steeds ook al is het van jaren her....
Dat de goede dingen behouden blijven hè..., *smile *
Dank u!
BeantwoordenVerwijderenYep, spannende draai heb je eraan gegeven. Je zou zo maar eens kunnen 'winnen' van mij ;)
BeantwoordenVerwijderen